Easy does it. Leg 3 of 5 balletjes bij je spaghettislierten en niet 2
of 4. Oneven aantallen tonen veel smakelijker dan even!
Je hoeft niet meteen volle borden te serveren. Je kan nog altijd
de potten op tafel zetten om bij de scheppen. Geef je ingrediënten ademruimte, dat geeft een verfijnde indruk en laat plaats voor leuke details.
Hou altijd wat kruiden, noten, saus of groenten apart
om mee af te werken. Zo benadruk je nog eens visueel wat er allemaal op het bord ligt en zorg je voor extra kleurschakeringen.
Meng je puree met veldsla? Hou wat veldsla apart om mee af te werken en op je puree te leggen. Zitten er radijsjes onder de
salade? Leg er nog wat schijfjes bovenop. En die pasta pesto werk je af met zongedroogde tomaatjes, pijnboompitten en wat extra parmezaan erop.
Lange pasta zoals spaghetti of tagliatelle kan je mooi oprollen met een vleesvork - een grote vork met twee tanden - of een lange keukentang in een pollepel. Je kan de klus ook klaren met een gewone vork, maar dan zijn je porties een tikkeltje kleiner.
Meng de pasta wat door elkaar in je pan en rollen maar! De overige saus giet je er niet op, maar leg je als basis op het bord. Leg de pasta erop, haal je vork eruit en werk af met de ingrediënten die extra aandacht verdienen.
Extra tip van onze foodstyliste Suzy: dien de pasta zo snel mogelijk op, dan is de saus het smeuïgst.
Wil je ‘t zelf uitproberen?