1. Kook de pasta niet te lang
Overgare pasta heeft de neiging om meer te plakken. Hou je daarom altijd aan de kooktijd op de verpakking. Beter nog: proef drie minuten voor het einde regelmatig van je pasta om te zien of het al beetgaar is.
2. Laat de pasta niet afkoelen
Je pasta altijd meteen serveren wanneer het gaar is. Wanneer je pasta laat afkoelen zal het vrijgekomen zetmeel zich heel snel aan te pasta binden tot je een dikke plakkerige klomp overhoudt.
3. Goed roeren
Het zetmeel dat tijdens het koken vrijkomt werkt als een soort lijm. Blijf dus nog even roeren nadat je de pasta in het water hebt ondergedompeld. Door het zetmeel en de pasta in beweging te houden heeft het zetmeel minder kans om in te werken op de pasta.
4. Zout toevoegen
Zout is niet alleen goed voor de smaak van de pasta. Door zout toe te voegen neutraliseer je het plakkerige zetmeel en krijgt de pasta een betere structuur en consistentie.